De wereld volgens Thomas Piketty
Arm en rijk groeien gevaarlijk uit elkaar. Dat moet stoppen, zegt de Franse econoom Thomas Piketty (1971) die invoering van een mondiale vermogensbelasting van tachtig procent bepleit. Ingrijpen is nodig omdat kapitaal (gemiddeld rendement van vijf procent per jaar) sneller groeit dan de economie. Dit leidt tot groeiende ongelijkheid, een zichzelf versterkend proces dat de rijken steeds rijker maakt.
Hij kwam tot dit inzicht na diepgravend onderzoek over een periode van 200 jaar over de ontwikkeling van inkomen en vermogen in twintig landen. Door de titel van zijn boek, ‘Kapitaal in de 21ste eeuw’, kreeg hij al gauw de bijnaam van de moderne Marx. De Franstalige versie (roodgetint kaft) verscheen in 2013. De dikke pil haalde niet de Franse bestsellerlijstjes. Dat gebeurde begin dit jaar wel met de Engelstalige versie (ook rode kaft): een uitslaande brand, geprezen door vriend en vijand, inclusief Bill Gates, een van de rijkste mannen van de wereld.
Treft de Pikettykoorts nu met de Nederlandse vertaling (De Bezige Bij, groene kaft) ook de Hollandse polder, ogenschijnlijk een toonbeeld van gelijkheid in het kwadraat? De inkomensverschillen nemen hier toe, maar door de progressieve belastingen blijft de kloof beperkt. Nederland is op inkomensgebied een egalitaire samenleving, klinkt het sussend.
Helaas heeft het onderzoeksteam van Piketty de Nederlandse inkomens- en vermogensverschillen niet onderzocht. Hierover zijn wel recente publicaties beschikbaar, die elkaar jammer genoeg tegenspreken. Het CBS concludeert in ‘Welvaart in Nederland 2014’ dat de inkomensverschillen internationaal gezien ‘relatief klein’ en ‘stabiel’ zijn.
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) komt in ‘Hoe ongelijk is Nederland?’ tot andere conclusies. Ons land doet nauwelijks onder voor de VS waar de rijkste één procent meer dan een kwart van het totale vermogen bezit. Nog een leuk cijfer: de drie rijkste Nederlanders hebben meer bezit dan ruim de helft van alle Nederlandse huishoudens bij elkaar. Volgens de WRR staat Nederland qua vermogensongelijkheid op plaats twee in Europa, na Polen.
Hoe zijn de verschillen in interpretaties in de twee bijna gelijktijdig (juni 2014) verschenen rapporten te verklaren? De WRR kijkt niet alleen naar de middengroepen maar ook naar de tien procent hoogste en tien procent laagste inkomens. Vergelijking van deze uitersten leert dat top en onderkant steeds verder uit elkaar groeien.
Het CBS laat in zijn berekeningen inkomen uit vermogen buiten beschouwing, de WRR telt dit wel mee. Nederland kent een vermogensheffing die zuur is voor mensen die gedwongen risicoloos moeten sparen. Zij teren al jaren in op hun spaargeld omdat de opbrengst (rente) lager is dan de som van de belasting en inflatie. Maar de heffing is een feest voor mensen die tientallen procenten rendement kunnen maken op de beurs, zij betalen hierover een schijntje aan vermogensbelasting. Dit trekt de inkomens aan boven- en onderkant verder uit elkaar.
Het WRR-rapport laat in de berekeningen het pensioenvermogen buiten beschouwing – ten onrechte zeggen critici. Het plaatje ziet er anders uit als de pensioenrechten wel meetellen, hiervan gaat een neutraliserend effect op vermogensongelijkheid uit. Het is dus nog niet zo gemakkelijk om cijfermatig vast te stellen of de kloof tussen rijk en arm in Nederland zorgwekkend groeit, als onderzoekers naar eigen (ideologische) voorkeuren shoppen in cijfers en statistieken. Afwachten dus wat Piketty ons hierover kan vertellen aan de hand van zijn onderzoek in andere landen, waarvan de methodiek in elk geval onomstreden is.
Aandacht voor het onderwerp is belangrijk. Een ongelijke verdeling van inkomens leidt tot toename van geweld en stress, gezondheidsproblemen, lagere levensverwachting. En is uiteindelijk nadelig voor de economische groei: rijken consumeren minder van al hun extra’s dan het merendeel van de bevolking zou doen – als het over meer middelen zou kunnen beschikken.
Misschien moet de discussie concreter worden, zoals een jaar geleden bij een referendum in Zwitserland. Het voorstel was begrenzing van topsalarissen binnen een bedrijf tot maximaal twaalf keer het salaris van de minst verdienende werknemer. Hieraan ligt een sympathieke gedachte ten grondslag: de hoogste baas mag per maand niet meer verdienen dan de kantinejuffrouw in een jaar. Slechts 35 procent stemde voor, na een krachtige en bangmakende nee-campagne vanuit het bedrijfsleven.
Goede voorstellen hebben het wel eerder in de geschiedenis niet in één keer gehaald.
HMC, Opinie, 25 oktober 2014
INTERESSANTE LINKS
SCHAKEN
hsghilversum.nl
KRANTEN
gooieneemlander.nl